De noordkust

27-12-2012

Vandaag verder langs de noordelijke rand van Lombok. Ik fiets over het randje van de kaart. Vanaf Senaru de berg af naar beneden gaat in een razend tempo. Alle energie die ik gisteren in het stijgen heb gestopt komt me nu in een keer ten goede. Zo zou ik uren door willen gaan maar helaas, na een paar kilometer zit ik weer op zeeniveau. De kustweg is over het algemeen vlak maar af en toe, vooral de laatste twintig kilometer naar Senggigi zitten er een paar lelijke puisten in. Meestal ga ik niet hoger dan 30 of 40 meter maar die stukjes lijken recht omhoog te gaan. Vele kleine bultjes maken ook een hoge berg. Automobilisten steken een arm met opgestoken duim uit de auto, brommertjes moedigen me aan. Ik zweet me rot.

Onderweg fietste ik langs de Gili eilandjes. Misschien wel de drie beroemdste (of beruchtste ondertussen?) eilandjes van Indonesie. Ik besluit even naar de kade te fietsen vanwaar de bootjes naar de eilanden vertrekken. Het haventje ligt naast een schitterend wit strand. Het water is helder als glas. Een man komt aangelopen en gooit zonder blikken of blozen een plastic zak met afval in de zee. Dat is hier niets bijzonders helaas. Enige vorm van aandacht voor het milieu is hier volledig afwezig. De man heeft volstrekt niet in de gaten dat hij zijn eigen land aan het vervuilen is. hier. Achteloos wordt overal rommel op straat gegooid, in de rivieren geveegd of in zee gesmeten. Prachtige stukken natuur liggen vol met afval. En wat ik afgelopen week op Sumbawa tegen kwam, was het helemaal het toppunt. Terwijl overal in de wereld de zeeschildpad zwaar beschermd is en er hele programma's voor op touw zijn gezet om deze prachtige dieren het voortplanten mogelijk te maken, liggen de schildpaddeneieren in Indonesie gewoon op de toonbank in de winkel. Acht eitjes zo groot als pingpongballen in een zakje. Ik werd gevraagd om te proeven maar heb het categorisch geweigerd. Verbazing was mijn deel. Ze schijnen heel gezond te zijn.

Op Gili Trawangan, de grootste en meest naar buitengelegen van de drie eilandjes stonden, bij mijn eerste bezoek aan Indonesie, 25 jaar geleden, vijf kleine guesthouses. Voor 5 dollar zat je er inclusief drie maaltijden per dag, bestaande uit voor het overgrote deel vers gevangen vis. En verder kon je er zonnen, snorkelen en luieren. Nu zijn er meer dan 100 guesthouses, disco's en kroegen en uiteraard allemaal met WiFi verbinding. Ontelbare bootjes varen af en aan. Waarschijnlijk kun je er nog steeds zonnen, snorkelen en luieren, maar Ik ga er niet heen en fiets door naar Senggigi.

Ook Senggigi is een supertoeristisch dorpje. Weer valt het me op dat al deze dorpjes, waar ook ter wereld, op elkaar lijken. Rijen kantoortjes waar je van alles en nog wat kunt boeken. Ze roepen je om de beurt achterna wanneer je langs loopt. Mannen leuren met kralen en kettingen, lappen stof, schilderijen, haaientanden. Overal dezelfde souvenier rommel alleen met een ander stikkertje. De groeten uit Lombok. Eethuisjes, discotenten, internet cafe's. Vanaf mijn tafeltje in het restaurant beschouw ik de zaak. Een veel te dik stel loopt wel drie keer langs. Hij met zijn enorme buik loopt een beetje achterover om het gewicht te compenseren. Zij, ongeveer even zwaar maar met het gewicht anders verdeeld loopt er steeds een meter of zes achteraan. Ze zijn op vakantie. Ik trakteer mezelf op Mexicaans met een grote fles Bintang. Het is weer eens wat anders en ik ben toch ook een beetje op vakantie.


« Terug