Het Afrikaanse leven

18-12-2013

images/afr_0624.jpgLangzaam dring ik door in het het steeds 'echtere' Afrika. Ik fiets door prachtige natuurgebieden, vogels in allerlei kleuren vliegen om me heen. Grote Baobab bomen groeien hier gewoon in het wild. 's Nachts de krekels die een hels kabaal maken. Ik kom langs kleine dorpjes, soms maar een paar hutjes bij elkaar. Vaak nog traditioneel van gevlochten matten, een dak van gras. Andere zijn van leem en langzamerhand wordt dat vervangen door betonblokken, rechte vierkante hokjes van blokken beton die ze zelf langs de kant van de weg maken. Misschien qua wooncomfort een vooruitgang, ik weet het niet, maar het ziet er in ieder geval een stuk minder pittoresk uit. Maar van het laatste kun je niet eten en dat is wat er elke dag wel moet gebeuren. Ik zie trouwens geen honger, iedereen lijkt weldoorvoed al denk ik dat het eten niet bepaald afwisselend is. In ieder geval voor mij niet, de restaurantjes onderweg zijn er voldoende maar soms heeft pas het derde of vierde die ik aandoe iets te eten. Het zijn altijd kleine hokjes met een gordijn ervoor. Een vrouw kookt en ze hebben elke dag een dag menu. Vandaag was het rijst met wat groente en vis. Gisteren ook. Morgen weer. Soms, zoals vandaag, heb ik geluk en hebben ze kip. Die was trouwens erg lekker gekruid.

 

Baobab boomFietstend door dorpjes en stadjes zie ik veel mensen. Heel veel kinderen ook, gigantisch veel. Ze gillen als ze me zien, roepen 'bonjour' en daarna 'kado'. Ik doe of ik gek ben en groet vriendelijk terug, roepend 'kado' alsof het een nationale groet is. Verbaasde blikken zijn mijn deel, gelukkig kunnen ze er vaak om lachen. De kado's die gevraagd worden varieren van een tas (ik heb er vijf aan mijn fiets hangen), waterflessen, mijn kleren, mijn fiets of geld. Meestal zijn het kinderen die het op deze manier proberen. Tijdens het eten kwam een man tegenover me zitten. Hij propte zijn mond vol rijst met vis, trok af en toe een graat tussen zijn kiezen vandaan en probeerde indertussen met mij een gesprek aan te knopen. Hij was vishandelaar, probeerde gedroogde vis te verkopen maar vandaag was een slechte dag. Dan weet ik al vast welke kant het op gaat. Hij had slecht 10.000 CFr (ca 7 Euro) nodig dan ging hij naar de Gambiaanse kant om het daar nogmaals te proberen. Ik lachte hem vriendelijk toe en zei dat ik dat niet ging betalen. Hij keek me verbaasd aan, maar na een tijdje zei hij dats 2000 ook wel goed was. Ik vroeg hem waarom ik dat zou moeten geven en hij antwoorde "omdat ik je dat vraag, ik heb het nodig".  Ik vertelde hem dat ik dit soort vragen tientallen keren per dag kreeg en er een beetje moe van werd. Vol onbegrip keek hij me aan, rekende zijn dagmenu af en verdween.

 

Het leven bestaat hier voor een groot deel uit hangen, liggen, koffie drinken en overal zitten groepjes mannen over het leven te praten. De vrouwen zijn vaak aan het werk, hebben hun handeltje, halen water, maken eten en zorgen dat de boel draait. Slechts af en toe zie je mannen werken, meestal bezig met her repareren van eeuwenoude autowrakken, als kapper of broodbakker en misschien verbazing wekkend in naaiateliers waar de prachtigste gewaden uitkomen, die door de dames worden gedragen. Want er mooi uitzien dat doen ze graag hier, de vrouwen lopen in schitterende gewaden met een mooie hoofdtooi met hun lijf te paraderen.

 

Ik drink hier vaak meerdere keren per dag een 'cafe touba', een koffie met bepaalde kruiden erin maar ik ben er nog niet achter welke. Wanneer ik vraag  wat er in de koffie zit, naast koffie,  krijg ik als antwoord: "Suiker". Dat proef ik uiteraard zelf ook wel maar welke kruiden dat kan niemand me vertellen. De kleine dorpjes zijn vaak het leukst. Meestal nog heel echt en enthousiast. En ik sliep een keer niet in mijn tent maar had een eigen huisje, net als in het stadspark.

   

Mijn huisje voor de nacht

 

Ondertussen ben ik in Gambia aangekomen. Het fietste mooi vlot over de Route National 5 waar ik als weg een iets andere verwachting van had. De weg bestond deels uit asfalt en ik moest laveren tussen de vele gaten. Daarnaast waren er hele stukken gravel en gelukkig was er weinig verkeer want het weinige wat er was gaf een berg rood stof. Maar met de wind in de rug haalde ik toch af en toe de 25 kilometer. De grens Senegal uit ging vlot maar Gambia in was wat moeizamer. Eerst naar de douane en wat ik nog nooit eerder meegemaakt heb, alle tassen moesten open en werden doorzocht. Nadat ik alles weer had ingepakt, overigens deels geholpen door de douane beambten, en weer op de fiets geladen en vastgezet had moest ik drie meter verder naar de immigration. In kantoortje 1 moest ik mijn reisplannen toelichten, mijn paspoort werd overgeschreven. In kantoorjte 2 moest ik nogmaals mijn reisplannen vertellen en werd mijn paspoort overgeschreven. Gelukkig kreeg ik toen een stempeltje voor 14 dagen. Ik dacht klaar te zijn maar die hoop bleek ijdel. Of ik mijn tassen maar even wilde laten controleren. Ik zei dat ik dat net gedaan had bij de buren maar dit was de National Drugs Squad en het moest allemaal nog een keer. Het heeft niet zoveel zin dan boos te worden of chagrijnig dus voor de tweede maal haalde ik mijn tassen van de fiets. Gelukkig waren ze na mijn voortassen en de vraag of ik rookte (mijn antwoord: "Nee ik bens sportman") wel overtuigd dat er weinig te verwachten was en mocht ik vertrekken.

 

Ook in Gambia gaat het Afrikaanse leven gewoon verder, alleen nu in het Engels en dat is beter te verstaan. Ik miste de laatste boot naar Banjul, maar morgen gaat er weer een. Inchallah, als God het wil. Ik werd al gauw aangesproken door 'een vriend'. Vandaag was 'mijn vriend' in Nederland geweest maar helaas opgepakt door de immigratiedienst en aangezien hij geen papieren had was hij terug op het vliegtuig naar Gambia gezet. Lachend vertelde hij dat hij 50 Euro had meegekregen, nieuwe kleren en een vliegticket. En nu was hij jarig en dat gingen we op zijn Gambiaans vieren. Ik mocht hem en zijn vrienden op bier trakteren en hij wist ook nog wel een restaurant. Dat was toch wel een buitenkansje voor mij, een echte Gambiaanse verjaardag. Ik heb hem vriendelijk bedankt.

 

Mijn overnachting vond plaats in een soort guesthouse wat die naam niet echt verdient. Het was er een lawaai van jewelste en er zaten vlooien in mijn bed. Maar ik was moe dus heb toch wel wat geslapen.  Barra is een plaats om snel te vergeten, een vreselijk oord en de enige reden om erheen te gaan kan zijn om de boot te pakken. Gelukkig ging die vanochtend om zeven uur en ik was er mooi op tijd.

 

De bootreis was er weer eentje van het echte Afrikaanse leven. Een chaos bij het aan boord gaan waarbij de hele horde tegelijk wil. Ik had een kaartje gekocht maar de controleurs stonden er maar een beetje bij. De boot was helemaal vol met auto's en allerlei vormen van losse pakketten, gasflessen en ook wat fietsen. Ik was de enige fietstoerist. Met een slakkengangetje gleden we naar de overkant waar de kapitein met een vreemde manouevre wilde aanmeren. Maar het stormde, hij miste de paal die we hadden moeten hebben en voeren we dwarsscheeps naar de steiger die we met een enorme klap raakten. Maar blijkbaar gebeurde dit wel vaker. Even dacht ik dat we op de nabij gelegen stenen zouden lopen maar hij wist het schip weer onder controle te krijgen waarna de manoeuvre herhaald werd, deze keer lukte het wel. 

 

Aangekomen ben ik nog even langs de ambassade van Guinee Bissau gefietst om mijn visum voor dat land te regelen. Lastig en kostbaar al dat visumgedoe omdat het allemaal maar kleine landjes zijn. Maar Guinee Bissau schijnt toch wel een heel ander Afrikaans land te zijn, een ex-Portugese kolonie, en daarom toch een bezoekje waard. Misschien dat ik daar ook de kerst door ga brengen. En nu kampeer ik op de Sukuta camping waar ik weer een aantal oude bekenden tegen hoop te komen.


« Terug